Waar komt die aparte achternaam toch vandaan? Jan E. Ennik van de Rijksarchiefdienst Drenthe zocht het uit:
De geschiedenis van de familienaam Ennik
1. Inleiding
Generaties lang heeft in kringen binnen de familie Ennik het gegeven standgehouden, dat deze familienaam is ontstaan in 1811, ten tijde dat bij decreet van Napoleon het laten registreren van bestaande en aannemen van nieuwe familienamen verplicht werd gesteld. Het van generatie op generatie doorvertelde verhaal wil dan, dat twee broers, die wij hierna zullen opvoeren onder 11‑7 en 11‑8 als Berend (Jacobs) Ennik (1775‑1846) en Wijbe (Jacobs) Ennik (1777‑1812) in 1811 (de precieze datum was 27 december van dat jaar) te Giethoorn hun familienaam lieten registreren. Toen de beide broers aan de beurt waren om die registratie door de aanwezige ambtenaar te laten plaatsvinden, werd door de laatste de vraag gesteld: “Wie is er aan de beurt”. Het antwoord daarop (van één van de broers óf door hem die voor hen was) luidde:”Ik”, waarop een volgende (één van de broers?) reageerde met: “en ik”. Het gevolg daarvan zou zijn geweest, dat voor beide broers de familienaam Ennik werd geregistreerd. Een familieverhaal als dit gaat binnen de familie een “legende” worden. En alhoewel een legende veelal een kern van waarheid bezit, mag uit de navolgende fragmentgenealogie duidelijk worden dat de, familienaam Ennik al enige jaren vóór 1811, in ieder geval sedert 1797 in gebruik was. Bovendien blijkt uit Bijlage: 5, dat beide broers niet bijeen waren toen zij hun familienaam lieten registreren. De akte van naamsaanneming van Wiebe Jacobs Ennik is genummerd: 311, terwijl de akte van naamsaanneming van zijn broer Beerend is genummerd: 325. Deze nummering ligt zodanig ver uit elkaar, dat de broers wel op verschillende tijdstippen de registratie van hun familienaam moeten hebben laten plaatsvinden! Kortom, de familie “legende” kan dus niet berusten op feitelijke gebeurtenissen.
2. De familienaam Schoe(n)ma(a)ker
Een in de familie algemeen bekend gegeven is, dat vóór dat de familienaam Ennik werd aangenomen de familienaam Schoe(n)ma(a)ker luidde. Dat gegeven is juist. Jacob Geerts (11) wordt in 1795 voor het eerst vermeld met de naam Jacob Geerts Schoemaaker wanneer hij als keurnoot optreedt in het gericht te Giethoorn. Wanneer hij op 16 maart 1807 overlijdt, wordt hij onder diezelfde naam ingeschreven. Vóór 1792 gebruikten de familieleden alle als achternaam of familienaam een patroniem; dat wil zeggen, dat de voornaam van de vader de achternaam wordt van de kinderen. Geert (1) noemde zich daarom Geert Jacobs, naar de voornaam van zijn vader die dus Jacob moet hebben geheten en zijn zoon Jacob(11) noemde zich Jacob Geerts, naar de voornaam van zijn vader: Geert. Maar, zoals gesteld, in ieder geval sedert 1795 (vermoedelijk al eerder) voegde Jacob Geerts de naam Schoenmaaker daaraan toe. In hoeverre de “familienaam” Schoema(a)ker verwijst naar het beroep van schoenmaker is tot op heden niet duidelijk geworden. Wij weten slechts, dat de echtgenoot van Margje Jacobs (11‑ 1) dat beroep uitoefende, zoals in zijn overlijdensakte staat vermeld. Hij oefende dat vak uit te Hoorn. Of mannelijke leden van de familie Jacobs zich in verband daarmee ook in het schoenmakersvak hebben bekwaamd en daarom aan de familienaam Jacobs de beroepsnaam Schoe(n)ma(a)ker toevoegden, zal nader onderzoek nog eens moeten uitwijzen. Wij dienen echter al wel op te merken, dat, zoals wij hierna zullen zien, het juist de meisjes uit het gezin van Jacob Geerts Schoenmaker en Aaltje Jans waren die, vanaf het moment dat zij zich te Hoorn vestigden, niet de familienaam Schoe(n)maker maar Ennik gingen dragen.
Voor zover wij dat hebben kunnen nagaan, komt eerst in en ná 1792 de familienaam Schoe(n)ma(a)ker in gebruik. Wij moeten overigens vaststellen, dat niet alle acht kinderen van Jacob Geerts deze naam als hun familienaam gebruikten. In de doopinschrijving van zijn dochter Aaltje te Giethoorn op 29 januari 1792, werd vader Geert Jacobs (11‑2) ingeschreven als Geert Jacobs Schoemaker (maar dochter Aaltje als: Aaltje Geerts) en toen na zijn overlijden zijn echtgenote Lummigje Lefferts (11‑2) in begin 1796 hertrouwde, werd zij de weduwe van Geert Jacobs Schoemaker genoemd. Bij de doop van haar vierde kind, Jacob, te Giethoorn op 1 april 1798, werd moeder Trijntje Jacobs (11‑4) ingeschreven als Trijntje Jacobs Schoenmaker. En tenslotte, toen Geesje Jacobs (11‑5) op 26 maart 1793 te Giethoorn als lidmaat werd aangenomen, werd zij ingeschreven als Geesje Jacobs Schoemaker en ook toen zij op 29 januari 1795 vanuit Giethoorn naar Vollenhove vertrok luidde bij de registratie daarvan te Vollenhove, haar naam Geesje Jacobs Schoemaker.
3. De familienaam Ennik
Zoals gezegd, werd de familienaam Ennik officieel aangenomen op 27 december 1811 door de te Giethoorn woonachtige broers Berend Jacobs en Wijbe Jacobs. Deze familienaam was echter al zeker veertien jaar eerder in de familie in gebruik. Als eerste met deze familienaam vinden wij vermeld Geesje Jacobs (11‑5). Wanneer zij op 26 maart 1793 te Giethoorn als lidmaat wordt aangenomen, luidt haar naam: Geesje Jacobs Schoemaker. Onder diezelfde naam wordt zij op 29 januari 1795 uitgeschreven naar Vollenhove. Twee en een half jaar later wordt zij, op 6 september 1797, met attestatie van Vollenhove, te Hoorn als lidmaat aangenomen maar dán als Geesje Jacobs Ennik. Zij is daarmee, voorzover ons bekend, de eerste die de familienaam ENNIK draagt. Opmerkelijk is dat, wanneer zij in 1800 te Giethoorn huwt, haar naam luidt: Geesje Jacobs, zónder de toevoeging Schoemaker of Ennik! Vervolgens is het dan haar oudste zuster Margje Jacobs (11‑1) die op 29 augustus 1801 te Hoorn in ondertrouw gaat met Theunis Jacobsz. Mulder en daarbij ingeschreven staat als Maartje Jacobs Ennik. En dan hun jongere zuster Zwaantje Jacobs (11‑6). Zij wordt op 5 december 1793, met attestatie van Giethoorn, te Hoorn als lidmaat aangenomen als Zwaantje Jacobs. Wanneer zij te Hoorn op 3 mei 1804 in ondertrouw gaat met Willem van der Meij, staat zij ingeschreven als Swaantje Jacobs Ennik. Tenslotte, wanneer op 16 september 1809 te Giethoorn zoon Willem ten doop wordt gehouden, staat vader Wijbe Jacobs ingeschreven als Wijbe Jacobs Ennik.
4. Genealogie van de eerste drie generaties
I. GEERT JACOBS, huwde Trijntje Jacobs Onze tot nu toe oudst bekende voorvader is Geert Jacobs, die wij voor het eerst vermeld vinden in 1728 wanneer hij, tesamen met zekere Harm Jans, in het begin van de maand februari 1728 voor een bedrag van vijfenvijftig gulden een “behuising” te Noordwolde koopt van Eijsse Harms en Jan Jansen Lijklen. Laatstgenoemden traden in deze op als kerkvoogden van de Nederlands Hervormde gemeente te Noordwolde en daaruit zouden wij de gevolgtrekking mogen maken dat het huis tot het moment van verkoop behoorde tot de kerkelijke eigendommen van de Nederlands Hervormde gemeente te Noordwolde. Buiten deze verkoop bleef een bij de behuizing staand schuurtje, dat de verkopers aan zich behielden met de bedoeling het af te breken. Met die afbraak mocht, zo werd bij de verkooptransaktie overeengekomen, niet eerder worden begonnen dan na 12 mei 1728, maar zij moest plaatsvinden omstreeks Allerheiligen (1 november) van datzelfde jaar. Voorafgaand aan de feitelijke verkoop werd op 13 en 27 februari en tenslotte op 16 april 1728 die verkoop “geproclameerd”, in het openbaar (vermoedelijk vanaf de preekstoel in de kerk) afgekondigd, zodat daar eventueel bezwaar tegen kon worden gemaakt. De eigenlijke overdracht zal op of omstreeks de laatstgenoemde datum hebben plaatsgevonden (Bijlage:1). Geert Jacobs was in 1728 handelingsbekwaam en dus meerderjarig. Hij moet dan geboren zijn omstreeks 17001703. Op basis van de aankoop van het huis in 1728, mogen wij aannemen dat Geert Jacobs in ieder geval vanaf dat tijdstip in Noordwolde woonachtig was. Of dat ook al eerder het geval is geweest, is niet met zekerheid vast te stellen. Gezien de doopinschrijvingen van zijn hierna te noemen kinderen was dat in 1732 zeker het geval en waren hij en zijn echtgenote in 1737 daar nog woonachtig.
Bij de doopinschrijving van zijn kleinzoon Geert (11.2), staat als doopgetuige genoemd “Trijntje Jacobs, ’s kinds grootmoeder”. Zij was de echtgenote van Geert Jacobs, want zoals wij hierna onder II zullen zien, was de naam van de grootmoeder van moeders zijde Marrighien Wijghers Tinge.
Uit het huwelijk van Geert Jacobs en Trijntje Jacobs werden te Noordwolde drie kinderen geboren en ten doop gehouden:
1. Atje gedoopt op 12 oktober 1732
2. Baukje gedoopt op 18 maart 1734
3. Jacob Volgt II
II. JACOB GEERTS ( 1795 SCHOEMAAKER)(1737‑1807), huwde 1757 Aaltje Jans (Berends) (ca.17351815) Jacob Geerts werd gedoopt te Noordwolde op 10 maart 1737. Hij vertrok voor 1756 vanuit Noordwolde naar Steenwijkerwold, alwaar hij met Pinksteren 1756 werd aangenomen als lidmaat van de Nederlands Hervormde gemeente. Jacob Geerts huwde te Giethoorn op 14 januari 1757 als ‘J(onge) m(an) van Noordwolde, wonende op het Tuk onder Steenwijkerwolt, met Aaltje Jans (Berends), dochter van Jan Berends en Marrighien Wijghers Tinge, geboren te Giethoorn omstreeks 1735. Jan Berends, de vader van Aaltje Jans (Berends), was op 14 maart 1723 voor het plaatselijk gerecht te Giethoorn gehuwd met Marrighien Wijghers Tinge. Laatstgenoemde moet zijn overleden vóór 22 november 1743. Op die datum hertrouwde Jan Berends namelijk voor het plaatselijk gerecht te Giethoorn met Jantien Vreeriks, jonge dame afkomstig uit Kolderveen in de provincie Drenthe. Blijkens de Naamlijst der Remonstrantsche Professoren en Predikanten benevens die der Doopsgezinden was Jan Berends in de jaren 1731, 1743, 1755 en 1757 werkzaam als doopsgezind prediker van de OudVlamingen te Giethoorn‑Noordzijde.
Eerst vier maanden na zijn vertrek uit Steenwijkerwold naar Giethoorn en zijn in die plaats op 14 januari 1.757 gesloten huwelijk, werd ten behoeve van Jacob Geerts door de Nederlands Hervormde predikant te Steenwijkerwold, J. Camerlingh, een zogenaamde attestatie, een bewijs van lidmaatschap van de Nederlands Hervormde gemeente aldaar, aan de
Nederlands Hervormde predikant te Giethoorn ter hand gesteld. De attestatie dateert namelijk, zo zullen wij hierna zien, van 4 april 1757. De reden waarom die attestatie zoveel later na zijn feitelijke vertrek uit Steenwijkerwold en niet aan hemzelf op het tijdstip van vertrek werd verstrekt, vinden wij uiteengezet in het lidmatenregister van de Nederlands Hervormde gemeente te Giethoorn van 1757, waarin de tekst van de attestatie van de hand van de predikant van Steenwijkerwold, J. Camerlingh, is ingeschreven (Bijlage:2).
Uit die attestatie blijkt, dat Jacob Geerts, na zoals wij hebben gezien in 1756 te Steenwijkerwold als lidmaat te zijn aangenomen, aanvankelijk werd beschouwd als een “onergerlijk broeder”, een lidmaat waarop niets was aan te merken. Hierin was echter drastisch verandering gekomen toen hij, tegen de door hem gedane belofte in, van niet te zullen trouwen met een vrouw die een andere godsdienst belijdde dan de zijne, toch in het huwelijk trad met een “mennisten dochter”, een meisje van doopsgezinde huize (Aaltje Jans). Bovendien had hij zijn schoonvader beloofd, dat de kinderen die uit dat huwelijk geboren zouden worden ongedoopt zouden blijven. Maar, zo stelde predikant Camerlingh in de attestatie, alhoewel de situatie in het bijzonder door hemzelf als “ergerlijk” werd gezien, zou hij er zich mee kunnen verenigen dat, wanneer de kerkraad te Giethoorn zich aan genoemde omstandigheden niet stoorde, Jacob Geerts te Giethoorn tot het Heilig Avondmaal zou worden toegelaten.
Met name de predikant te Giethoorn was echter een geheel andere mening toegedaan en bepaald niet gelukkig met de situatie, waarvan hij verwachtte dat deze de gemoederen in het kerkelijk leven te Giethoorn danig “in ’t harnas”, in beweging zou brengen. De predikant liet Jacob Geerts op 6 april 1757 bij zich komen en laatstgenoemde bevestigde daarbij zijn handelwijze. De predikant wist hem te overreden, dat hij eigenhandig een brief schreef waarin hij, Jacob Geerts, verklaarde berouw van zijn daad te hebben, beloofde voortaan de “gereformeerde(= Nederland Hervormde)” godsdienst te zullen belijden en dit door het geven van een hand bevestigde. Nadat de predikant de ouderlingen van de belofte van Jacob Geerts in kennis had gesteld en dezen zich daarmee akkoord hadden verklaard, werd het hem toegestaan deel te nemen aan het Heilig Avondmaal. Er zou verder worden gezwegen over dit voorval en daarmee kwam aan deze kwestie een einde.
Zes jaar later, in 1763, vinden wij Jacob Geerts en zijn echtgenote vermeld als verkopers van een perceel “weijde of turvland” te Giethoorn. Zij verkochten dat grondperceel voor een bedrag van zeshonderdvijftig gulden aan Wycher Jans Berends en diens echtgenote. De aankoper was mogelijk een broer van Aaltje Jans Berends. In de akte van verkoop (Bijlage:3) staat vermeld dat Jacob Geerts en Aaltje Jans het grondperceel hadden verkregen “van wijlen hun vader”. Wiens vader dit is geweest, valt niet uit de tekst van de akte op te maken, maar vrijwel zeker is dit de vader van Aaltje Jans, Jan Berends geweest. De vader van Jacob Geerts is, in tegenstelling tot Jan Berends, voorzover wij weten, nimmer in Giethoorn woonachtig geweest of heeft daar bezittingen gehad.
Op 21 juni 1795 vinden wij Jacob Geerts Schoemaaker vermeld als keurnoot van het plaatselijk gericht te Giethoorn, wanneer ten overstaan van de schulte van Giethoorn, C.F. Kaempff, en twee keurnoten plaatsvindt de inschrijving van het in ondertrouw gaan van Jan Hendriks Pieleman, geboren te Oldemarkt maar nu woonachtig te Havelte in de provincie Drenthe, en Harmtjen Harms Groen, geboren te Giethoorn maar nu eveneens woonachtig te Havelte (Bijlage: 4).
Jacob Geerts Schoenma(a)ker overleed blijkens het “Register van de aangegevene lijken in het schoutambt Giethoorn” te Giethoorn op 16 maart 1807 in de leeftijd van 73 jaar. Zijn echtgenote Aaltje Jans (Berends) overleed te Giethoorn op 28 augustus 1815 in de ouderdom van 80 jaar, ten huize van Geert Harms Petter en Geesje Jacobs Ennik (zie: 11‑5), die op dat tijdstip dus, opmerkelijk genoeg, te Giethoorn (en niet te Hoorn) woonachtig moeten zijn geweest.
Uit het huwelijk van Jacob Geerts en Aaltje Jans (zij staat, zoals wij hierna onder zoon Wijbe zullen zien, in diens doopinschrijving dd. 3 augustus 1777 te Giethoorn ingeschreven als Aaltje Jans Mennist, hetgeen niet alleen haar Doopsgezinde achtergrond maar ook nog eens het gebeuren in 1757 benadrukte) werden te Giethoorn de volgende acht kinderen geboren en ten doop gehouden:
1. Margje (ook wel genaamd Marritje of Maartje) (Jacobs) (1801 Ennik), werd gedoopt te Giethoorn op 28 december 1759. Zij ging op 29 augustus 1801 als Maartje Jacobs Ennik, “j(onge) d(ame) geboren te Giethoorn, doch laatst gewoond hebbende alhier”, te Hoorn in ondertrouw met Theunis Jacobsz. Mulder, gedoopt te Hoorn op 9 oktober 1772 als zoon van Jan Jacobsz.(Mulder) en van Lijsbet Klaas (Wit). Hij werd te Hoorn als lidmaat aangenomen op 12 maart 1794. Theunis Jacobsz. Mulder was van beroep schoenmaker. Hij overleed te Hoorn op 16 juni 1837 in de ouderdom van 64 jaar. De echtelieden woonden te Hoorn “op het Noord”. Margje Ennik overleed te Hoorn op 16 februari 1834 in de ouderdom van 73 jaar. Na haar overlijden hertrouwde Theunis Jacobsz. te Hoorn op 27 september 1835 met Lammertje Reiniers, gedoopt te Hoorn op 3 februari 1778 als dochter van Lambertus Jacobus Reijniers en van Geertruij Cornelis van Hasselt. Zij was weduwe van Johan Carel Steendrager. Lammertje Reiniers overleed te Hoorn op 15 december 1862 “op het Achterom”, waar de echte‑lieden woonachtig waren geweest.
2. Geert (Jacobs)(1792 Schoemaaker), werd geboren te Giethoorn op 16 juli 1762 en aldaar N.H. gedoopt op 18 juli 1.762. Getuige bij de doop was Trijntje Jacobs, ” ’s kinds grootmoeder”. Geert huwde te Giethoorn op 18 november 1787 met Lummigje Lefferts (Werners). Hij overleed te Giethoorn vóór maart 1796. Na zijn overlijden hertrouwde Lummigje Lefferts begin 1.796 te Giethoorn, als weduwe van Geert Jacobs. Schoemaker, met Albert Wolters Backer. In de akte van ondertrouw, verleden voor het plaatselijk gericht, werd uitdrukkelijk vermeld dat Lummigje “van de gereformeerde(= hervormde) godsdienst” en hij, Albert, “van de mennoniter (=doopsgezinde)” godsdienst was. Blijkens een aantekening in de marge van de akte van ondertrouw, werd hun huwelijk op 27 maart 1.796 te Giethoorn kerkelijk bevestigd.
Uit het huwelijk van Geert Jacobs (Schoemaker) en Lummichjen Lefferts (Werners) werd in ieder geval één dochter geboren namelijk Aaltje, geboren te Giethoorn op 27 januari 1792 en overleden aldaar op 30 januari 1877. Zij huwde te Giethoorn op 21 mei 1826 met Dirk (Klaas) Knol, van beroep vervener, geboren te Giethoorn op 18 september 1788 en overleden aldaar op 7 december 1862. Hij was eerder gehuwd geweest met Aaltje Wiegers Gorte (dd. 5 mei 1815), dochter van Wieger Harms Gorte en Willempje Roel of s Akkerman, geboren te Giethoorn op 21 december 1792 en overleden aldaar op 4 juli 1822. In de doopinschrijving van dochter Aaltje, te Giethoorn op 29 januari 1792, staat haar vader ingeschreven als Geert Jacobs Schoemaker.
3. Jan (Jacobs) (na 1811 Ennik), werd geboren te Giethoorn op 29 september 1,764 en aldaar gedoopt op 30 september 1764. Hij werd op 4 juni 1792 te Hoorn als lidmaat ingeschreven, als “Jan Jacobs van Geijthoorn”. Jan huwde te Hoorn als “Jan Jacobs, j(onge) m(an) van Giethoorn” op 1.4 september 1793 met Johanna Neuteboom, geboren te Hoorn en aldaar gedoopt op 27 januari 1771 als dochter van Evert Neuteboom en Steijntje IJsselsteijn. Bij het huwelijk werd de bruidegom “geadsisteerd met schriftelijk consent van zijn vader Jacob Geerts” en de bruid door haar moeder. Johanna Neuteboom overleed te Hoorn op 29 september 4. 1814 en was tot dan daar woonachtig geweest “op ’t Kleine Noord”. Jan was een jaar eerder overleden in het Belgische Gent op 24 juli 1813 in zijn voor anker liggende boot, in de ouderdom van 49 jaar. In het overlijdensregister van de burgerlijke stand van de stad Hoorn, staat hij ingeschreven als Jean Jacques Ennik (Bijlage: 6).
4. Trijntien (Jacobs)(1798 Schoenmaker), werd geboren te Giethoorn op 20 juli 1766. Zij huwde te Giethoorn op 16 maart 1788 met Jan Jacobs Leeuw, turf maker van beroep. Bij de doop van hun vierde kind, een zoon Jacob, op 1 april 1798 staat Trijntien genoemd als Trijntje Jacobs Schoenmaker.
5. Geesje (Jacobs)(1793 Schoemaker; 1797.Ennik), werd geboren te Giethoorn op 31 mei 1769. Zij werd op 26 maart 1793 te Giethoorn als lidmaat aangenomen als Geesje Jacobs Schoemaker. In een later handschrift is achter deze inschrijving aangetekend: ‘Vertrokken met attestatie na Vollenhove 29 jan(uari) 1795″. Op 6 september 1797 werd zij, als “j(onge) d(ame) van Vollenhoven” met attestatie van Vollenhove, te Hoorn als lidmaat aangenomen en op die datum ingeschreven als Geesje Jacobs Ennik. Zij was daarmee de eerste die, in 1797, deze familienaam droeg.
Op 1 november 1800 gingen voor de schepenen te Hoorn in ondertrouw Geert Harms Petter, weduwnaar, geboren en woonachtig te Giethoorn en Geesje Jacobs(!), “j(onge) d(ame), mede geboren en (woonachtig) aldaar doch laatst gewoond hebbende alhier ( = Hoorn). De “proclamaties”, de afkondigingen van het huwelijk vonden plaats op 2 en 9 en 16 november 1800. Op laatstgenoemde datum werd de aanstaande echtelieden, bij gelegenheid van het ‘Merde geboV, attestatie verleend “naar elders”. Alhoewel de plaats waarheen zij vertrokken niet staat vermeld, weten wij dat Geesje Jacobs en Geert Harms Petter vertrokken naar Giethoorn. Zij huwden aldaar op 14 december 1800. Het huwelijk werd kerkelijk bevestigd door de doopsgezinde predikant te Giethoorn!
Zoals wij onder 11 hebben gezien, overleed de echtgenote van Jacob Geerts, Aaltje Jans, te Giethoorn op 28 augustus 1815 in de ouderdom van 80 jaar, ten huize van haar dochter Geesje Jacobs Ennik en schoonzoon Geert Harms Petter. Dit echtpaar moet dus op dat tijdstip, te Giethoorn (en niet te Hoorn) woonachtig zijn geweest! Dit moet echter van tijdelijke aard zijn geweest. Geesje Jacobs Ennik overleed namelijk te Hoorn “op het Achterom”, alwaar zij woonachtig was geweest, op 17 december 1847 in de ouderdom van 77 jaar. In haar overlijdensakte lezen wij overigens, dat zij werd geboren te Zwartsluis, maar dit gegeven is onjuist gebleken.
6. Zwaantje (Jacobs)(1804 Ennik), werd gedoopt te Giethoorn op 13 november 1772. Op 5 december 1793 werd zij, met attestatie van Giethoorn, te Hoorn op belijden is als lidmaat aangenomen en ingeschreven als Zwaantje Jacobs, j(onge) d(amc) van Giethoorn. Op 3 mei 1,804 ging zij te Hoorn in ondertrouw (Hoorn, reg. 85d) als Swaantje Jacobs Ennik van Giethoorn, “doch laatst gewoond hebbende alhier ( =Hoorn)”, met Willem van der Meij, gedoopt te Hoorn op 14 september 1773, zoon van Derk van der Meij en Annetje Heijliger. Hij overleed te Hoorn op 7 juni 1851 in de leef tijd van 77 jaar in zijn woning die, zoals in zijn akte van overlijden staat vermeld, stond “op het Kleine Noord”. Zijn overlijden werd aangegeven door zijn “aanbehuwd zoon (= schoonzoon) Johannes Nieuwenbos, mandemaker van beroep. Zwaantje Jacobs Ennik overleed te Bloemendaal, in de provincie Noord Holland op 24 mei 1855, in de ouderdom van 83 jaar. Het overlijden werd op 18 juni 1855 te Hoorn ingeschreven krachtens een “dood extract afgegeven door de burgemeester als ambtenaar van de burgerlijken stand van de gemeente Bloemen (=Bloemendaal).
7. Berend (Jacobs)(1811 bij naamsaanneming: Ennik), werd gedoopt te Giethoorn op 2 juni 1775. Hij huwde te Giethoorn op 11 januari 1807 met Frederika Johanna Wilhelmina Kaempff, geboren te Oldemarkt en gedoopt (Luthers) te Zwolle op 26 juni 1783, dochter van Christiaan Friedrich Kaempff (overleden te Giethoorn op 3 januari .1813) en van Adriaane van Baarsel (overleden te Giethoorn op 29 oktober 1818). Berend was van beroep schipper. Zij vertrokken op een ons onbekende datum, maar in ieder geval na 1811, naar Hoorn en waren daar woonachtig “op het Achterom”. Berend Jacobs en zijn broer Wijbe (zie hierna: 11‑8) lieten te Giethoorn op 27 december 1811 in het “Register van naamsaanneming” van die gemeente als hun familienaam registreren: Ennik (Bijlage: 5). Berend (Barend) overleed te Hoorn op 30 september 1846, in de ouderdom van 71 jaar. Zijn echtgenote was ruim drie jaar eerder te Giethoorn op 23 februari 1843 overleden.
Berend (Jacobs) Ennik was tijdens de watersnood die Overijssel in februari 1825 trof, op 4 februari van dat jaar betrokken bij een voorval dat zich afspeelde op het Giethoornse meer. In gezelschap van drie andere personen bevond hij zich ten tijde van die ramp met een punter op het Giethoornse meer, toen het roer van hun punter brak en vervolgens de zeilbank scheurde. Zij wisten zich uiteindelijk te redden en kwamen ’s avonds omstreeks half zeven in het noordeinde van Giethoorn aan. Onderweg hadden zij nog zes personen, die zich op een drijvende hooiberg bevonden, opgepikt en in hun punter genomen (Bijlage: 7).
8. Wijbe (Jacobs)(1809 Ennik,ook bij naamsaanneming 1811), werd geboren te Giethoorn op 31 juli 1777 en aldaar ten doop gehouden op 3 augustus 1777. Op 8 april 1803 ging hij voor het plaatselijk gerecht te Giethoorn in ondertrouw met Jantje Willem(s) Smit, gedoopt te Giethoorn op 20 juni 1784. Blijkens een kantmelding werd het huwelijk op 24 april 1803 kerkelijk bevestigd door de predikant H. Gomarus te Giethoorn.
“Wibbe” Jacobs wordt op 31 december 1800 te Giethoorn vermeld als keurnoot, wanneer aldaar voor het plaatselijk gericht in ondertrouw gaan Symen Hendriks Backer en Aaltje Gerrits Smit.
Bij de doopinschrijving van zijn zoon Willem, geboren te Giethoorn op 16 september 1809, staat vader Wijbe ingeschreven als Wijbe Jacobs Ennik. Wijbe liet tesamen met zijn broer Berend (zie hiervoor:11‑7) te Giethoorn op 27 december 1811 in het “Register van naamsaanneming” van die gemeente als hun familienaam registreren: Ennik. (Bijlage: 5) Wijbe (Jacobs) Ennik overleed te Giethoorn op 25 april 1812 in de ouderdom van 34 jaar. In zijn overlijdensakte staat als zijn beroep vermeld, dat hij “geëmplooijeerde de(zer) gemeente (Giethoorn)” was geweest. Bij de doopinschrijving van hun zoon Willem, geboren te Giethoorn op 16 september 1809, staat vader Wijbe ingeschreven als Wijbe Jacobs Ennik.
BIJLAGE: 1
(Rijksarchief in Friesland; Rechterlijk archief West‑Stellingwerf, Proclamatieboek 12 (1719‑1730), blz.191,192).
”Harm Jans in ’t veen en Geert Jacobs, b.b. ende c.(a) op … de coop van sekere behuisinge, staande tot Noortwolde, bij Luitjen Jogems tegenwoordig als meijer (b) wordende bewoont. Exempt (c) ’t kleine schuirtjen daer achter staande, ’t welk de vercoper(s) aan haar behouden en sulx tot een afbreuk (d), ’t welk moet geschieden bij Alderh(eiligen) 1728, dog met de afbrekinge niet eerder te mogen beginnen als na den 1.2 meij 1728. In coop becomen van Eijsse Harms ende Jan Jansen Lijklen(?), als kerkvoogden van Noortwolde, voor de somma van vijff ende vijf tigh gulden, te betalen in ’t geheel op meij 1728; voorts als vooren. In de marge: proc (c). den 13 f eb. 1728, den 27 dito, den 16 apriV.
a. Boden en consent = afkondigingen en vergunning/toestemming.
b. meier= pachter.
C. exempt= behalve.
d. afbreuk= afbraak.
e. proc(lamatie) = afkondiging
BIJLAGE: 2
(Rijksarchief in Overijssel; archief NH gemeente Giethoorn, lidmatenregister 1757).
“Ook is met attestatie tot ons overgekomen van Steenwijkerwoud Jacob Geerts getrouwd aan Aaltje Jans,dochter van Jan Berends, menniste prediker in de noordelijke gemeente. De attestatie, de predikant in een geslotene brief van d(s) Camerlingh toegezonden, luid als volgt:
L.S., Jacob Geerts, lidmaat van de gereformeerde gemeente in den voorledene jaare op goed getuigenis van zijn ondersprookene levensgedrag en na gedaane belijdenisse des geloof s door ons aangenomen. Hierbij getuigen wij dat deze als een onergerlijk broeder onder ons heeft verkeerd (zoo veel ons bewust is), tot dat hij aan een mennisten dochter, tegen zijn gedaane belofte van niet te zullen trouwen aan iemand buitten zijne religie, in huwelijk verbonden is en wel in zulk een contracte met zijn schoonvader, dat de kinderen die uit dat huwelijk zullen voortkomen, geduurende deszelf s leven ongedoopt zullen blijven. Als de Eerw. broeders die het opzicht hebben over de gemeente te Geithoorn dit geval niet als ergerlijk komen aan te merken (gelijk het ons, in het bezonder de predikant, vrij ergerlijk en corrigibel voorkomt) konnen wij gedogen dat de voornoemde broeders dezen onzen gewezen broeder als lidmaat der gemeinte overnemen en tot den tafel des Heeren onder hen toelaten en als zoedanig onder hun herderlijk opzicht nemen. Aldus gegeven in Steenwijkerwoud, den 4 april 1757. Ondertekend, uut naame en last des E. kerkenraads, J. Camerlingh.
Deze attestatie aan de predikant ter hand gesteld… (onleesbaar), dat er veel ongemak in deze plaats door veroorzaakt zoude werden, wijl men over zulk een geval alles in ’t harnas zou jagen en onze kerke veel nadeel licht zou lijden,… (onleesbaar) … rig ontboden … (onleesbaar) het geval en de zonde die hij gedaan had voorgesteld, hetwelk hij beleden heeft. En om niet veel water vuil te maaken, heeft ten blijke van zijn berouw en voornemen om voortaan voor de gereformeerde religie te … (onleesbaar) deze navolgende brief opgesteld, die hij vrijwillig en zonder de minste tegenstand ondertekend heeft, des luiddende:
*”Betuige met deze mijn onderbekering, dat het mij leet is, dat ik mijn woord bij de aanneming tot lidmaat aan d(s) Camerling niet gehouden heb, om met niemand van een ander gezintheid te trouwen en dat ik belooft heb de kinders die bij ’t leven van mijn schoonvader mogten geboren worden niet te laten doopen. Doch dewijl zaaken die gedaan zijn niet kunnen herdaan worden, beloove ik nu oprechterlijk aan de kerkenraad van Geithoorn, die ik verzoeke dat mij onder haar opzicht neeme, dat ik getrouw bij de zuivere gereformeerde religie tot de doot toe door Gods genade zal volharden en daarenboven ten blijke van mijne oprechtigheid en liefde voor de geref rmeerde
godsdienst dat ik zoo veel doenlijk en na mijn vermogen met redelijke en christelijke overtuigende redenen zal trachten te bewerken dat de kinderen die wij krijgen mochten gedoopt zullen worden en langs die weg, zo doenlijk is, mijn vrouw die noch bij geene gemeente is over te haalen, dat zij met mij gereformeerd worde. Het bovenstaande heb ik bij handtasting aan d(s) ab Utregt, die daar van zal kennis geven aan de kerkenraad, belooft. (onderstond:) Jacob Geers, Geithoorn den 6 april 1757″.
Van dit geval heeft de voorschreve predikant aan de drie hier zijnde ouderlingen vorschreven zoo als het hier geboekt is kennis gegeven bij de aanneming die deze zaake voornementlijk raakte en hebben zig met de voorschreve confessie en belofte om voorschreve reden geheel tevrede gehouden. Zullende van het geval verder zwijgen en geven hem recht daarop an het avondmaal te gaan. Nemende hem onder haar opzicht”.
* (Het origineel van deze brief bevindt zich in het archief van de kerkraad van de Nederlands Hervormde gemeente te Giethoorn onder (voorlopig) inventarisnummer: 245).
BIJLAGE: 3
(Rijksarchief in Overijssel, Gerechtelijk archief Giethoorn, gerichtsprothocol 1763).
“Gecompareerd ende erschenen zijn Jacob Geerts en Aaltjen Jans tutore marits egtelieden, dewelke bekennen in een vasten, steden en onweederroepelijken erf koop verkort te hebben aan Wycher Jans Berents, desselvs huisvr(ouw) en erfgenamen een stuck weijde of turvland gelegen in Hendrik Bouwers en in Quants erven buijten de Heren wech. Alwaar ten zuiden Koop Jochems Mast en cons(orten), ten westen Gerrit Abrams en cons., ten noorden Siemen Hendrix Bosch en ten oosten de Heren wech naast gelandet ende gelegen zijn. Beswaart jaarlix in de ord(inaris)(a) verp(onding) met 10 st(uivers) goed en seven st(uivers) quaad land en in Quants erve met ene st(uiver) en 2 penningen quaad land. Voorts verkoft met regt en geregtigheit, lusten en lasten, dijken, hekken, slooten en dammen, so de comp(aran)ten daartoe beregtigt zijn geweest en van wijlen hun vader hebben bekomen, voor een somma van seshondert en vijftig car(olus) g(u)I(den), waarvan de comparanten bekennen voldaen en betaalt te wesen so wel van den laatsten als eersten penn(ing). Doende oversulx van voors(chreven) land, ten prof ijte en erff elijken eijgendom van den aenkoper voorn(oemd) bij desen cessie, transport en overdragt met belofte van waarschap(b) voor de evictie(c) en aller menschen op en aensprake als na regte. Des ten oirkonde heb ik scholtus voorn(oemd) desen geteikent en gesegelt, so als comp(aran)ten desen mede geteikent en met het bijsegel van P. Curtenius besegelt hebben. (was getekent) P. Schuurman Scholtus
Jacob Geerts Allet Jans”
a. ordinaris = gewone
b. waarschap= vrijwaring
C. evictie = aanspraak (van derden op de verkochte goederen)
BIJLAGE: 4
(Rijksarchief Overijssel, Gerechtelijk
Archief Giethoorn, gerichtsprotocol 1795)
Giethoorn den 21 junij 1795.
Het eerste jaar der Bataafsche vrijhijd.
Scholtus C.F. Kaempff
Keurnooten:Jacob Geerts Schoemaaker
Lubbert Jans
Erscheenen in deezen Ed. Gerichte Jan Hendriks Pieleman, oud ongeveert 34 a 35 jaar woonende te Havelte in het Landschap Drenthe, mitsgaders Harmtien Harms Groen, geadsisteerd met derzelven vader en voogt Harm Groen, zijnde oud volgens haar opgaave ongeveert 20 jaar, woonagtig te Havelte en geboordig uijt deezen karspel en de eerstgemelde uijt het district van de Oldemarkt. Verklaarende sich in ondertrouw te willen begeeven, versoekende ten dien eijnde de nodige proclamatien en publicatien als ingevolge het nieuwe reglement van 19e
maij 1795, verklaarende sich beijden van den Hervormden Godsdienst.
(In de marge: Ingevolge attestatie van den pred. Dekker, is dit huwelijk te Havelte den 16 august 1795 aldaar voltrokken. … (w.g.) C.F. Kaempff, scholtus).
BIJLAGE: 5
(Rijksarchief in Overijssel te Zwolle, Register van naamsaanneming van Giethoorn, 1811)
“311 Par devant Nous Maire de la Commune de Gijthoorn, Canton Steenwijk, Arrondissement de Zwol, Departement des Bouches de l’ Issel, s’est presente Ennik. Wiebe Jacobs* domicilié á Giethoorn quel á declaré quil a conserdé Ie nom de Ennik pour nom de f amille et pour prenom celui de Wiebe Jacobs. Giethoorn Ie 27 december 1811 (w.g.) Wiebe Jacobs Ennik* (w.g.) C.F. Kaempff maire
N.B. De tekst van de akte van naamsaanneming van Beerend Jacobs Ennik is identiek aan deze tekst. Alleen is dan de naam Ennik, Berent Jacobs ingevuld en luidt de handtekening: Beerend Jacobs Ennik.
Opmerkelijk is. dat de akte van Wiebe Jacobs Ennik het nummer 311‑ draagt en de akte van zijn broer Berend Jacobs Ennik het niet aansluitende nummer 325!!
BIJLAGE: 6
(Archief gemeente Hoorn; akten burgerlijke stand, overledenen 181,3, akte nr. 256)
“Extract du registre des actes de … de la Mairie de Gand pour Pan 1813 … Du vingt quatre Juillet mil huit cents a trois heures derelevée acte de décès de Jean Jacques décédé ce matin a dix et demi, dans son bateau mouille dans la coupure de cette ville batelier age de qua… neuf ans né et domicilie a Hoorn (Zuiderzee). Epoux de Jeane Noteboom fils de feu Jea … et de N.N. temoins Corneille Fok et Rolof Warner, batteliers. Gand Ie 27 Juillet 1813, signé J. Verheijghen. Accordeerd (Get.) J.C. van de Blocquerie”.
BIJLAGE: 7
(Uit: Ter Pelkwijk, Watersnood in Overijssel van Februari 1825, blz.84, 85.)
“K. Schuurman van Blokzijl, G. Wind, B. Ennik en R. Koppers van Giethoorn, bevonden zich op dien noodlottigen dag (4 februari 1825), des namiddags te 4 uren, in eenen punter op het Giethoornsche meer. Zij werden in den gevaarvolsten toestand gewikkeld, doordien hun roer brak, hetwelk zij evenwel, zoo veel hun mogelijk was, herstelden. Dit naauwelijks geschied zijnde scheurde de zeilbank; dan, den moed niet verloren gevende, beproefden zij, ook deze schade eenigzins te herstellen. Hiermede bezig zijnde zagen zij eenen drijvenden hooiberg, op welken zij, in het midden van hunnen neteligen toestand, de oogen vestigden, om te ontwaren, of zich daarop ook menschen mogten bevinden, waarvan zij spoedig verzekerd werden, dewijl zij met eenen doek uit het dak zagen wuiven. Schoon nu tegen den geweldigen wind en stroom moetende opwerken, beproefden zij terstond derzelver redding. Na lang worstelen bereikten zij den hooiberg, en vonden op denzelven Willem van der Werken, uit Blankenham, met zijnen ouden vader, zijne zwangere vrouw, twee kinderen en eene dienstmeid. Deze 6 personen in hunnen punter overgenomen hebbende, kwamen zij, na het doorstaan van nog vele gevaren, des avonds omtrent half zeven uren in het noordereinde van Giethoorn aan, bij J.D. Meester, van waar zij de door hen geredden, op den volgenden dag, naar Steenwijk in veiligheid bragten”.